Stamboomonderzoek is de volkstaal voor genealogie, de studie van de afstamming van individuen en families. Ongeveer 75% van de bezoekers van (gemeente)archieven houdt zich bezig met genealogie. Daarom hebben archiefdiensten en hobbyisten veel moeite gedaan om de belangrijkste genealogische bronnen toegankelijker te maken. Enerzijds door gefotokopieerd, op microfiche gezet of gescand te worden. Hierdoor zijn ze voor genealogen in te zien in zelfbedieningsleeszalen, liggen er op diverse plaatsen exemplaren ter inzage en in toenemende mate ook via internet. Anderzijds alfabetische vermeldingen (indexen) van de bronnen in registers, folders en in toenemende mate ook in digitale databanken op cd-rom of op internet. Dit arbeidsintensieve werk wordt grotendeels door vrijwilligers gedaan.
Als gevolg hiervan onderzoeken steeds meer mensen hun stamboom voornamelijk via internet. Iedereen kan het, het is tenslotte een onschuldig tijdverdrijf. Als u echter een sterke en unieke genealogie wilt samenstellen, kunt u niet anders dan zelf de archieven bezoeken, informatie op internet bekijken en wijzigen en de verhalen van oude documenten opgraven die de stamboom tot leven brengen. . Hiervoor kan kennis nodig zijn die nog niet is verworven, bijvoorbeeld door het volgen van een cursus oud schrift, Latijn of middeleeuws recht.
Als u begint met stamboomonderzoek, is het een goed idee om:
- verzamel eerst gegevens in uw eigen familiekring. U kunt de laatste gegevens in het bestand niet zien. In de regel heb je de geboorteplaats en -datum uit het begin van de 20e eeuw nodig als uitgangspunt voor onderzoek in bijvoorbeeld de archieven van je ouders of grootouders.
- Verzamel al uw gegevens zorgvuldig en systematisch. Wie alles wat hij vindt op een stuk papier schrijft, raakt snel de draad kwijt. Er zijn verschillende voorbeeldformulieren beschikbaar om datums duidelijk vast te leggen, en de overgrote meerderheid van genealogen gebruikt tegenwoordig een genealogisch computerprogramma om al hun gegevens op te slaan. Deze kunnen gratis van internet worden gedownload of zijn tegen betaling. Kijk allereerst naar de mogelijkheden. Vermeld altijd de bronnen waaruit u de gegevens heeft verkregen.
- Controleer of informatie over uw familie al door anderen is onderzocht en gepubliceerd. Veel archieven hebben een uitgebreide bibliotheek met genealogische en historische publicaties en er zijn meerdere registers beschikbaar waarin op achternaam kan worden gezocht.
Let op: Bij het publiceren van uw stamboom, ook op internet, vereisen de wet en de goede zeden soms dat u altijd duidelijk aangeeft of u bepaalde gegevens hebt verkregen uit onderzoek of publicaties van anderen.
primaire bronnen
De basis van een familieanamnese zijn de primaire gegevens: de namen van de voorouders, hun geboorte-, huwelijks- en overlijdensdata en -plaatsen. Dit is opgemerkt sinds de oprichting van deburgerlijke staat(1796 voor Limburg en Zeeuws-Vlaanderen, 1811 voor de rest van Nederland) bovenaan de burgerlijke stand. De documenten van de burgerlijke stand die chronologisch in de registers zijn ingevoerd, worden vaak op verschillende manieren toegankelijk gemaakt. Dit gebeurde aanvankelijk via alfabetische jaarindexen (tabellen) en alfabetische tienjaarlijkse indexen (10-jaarstabellen). Hier vindt u de namen met de datum en/of het nummer van het bijbehorende certificaat. Zoals gezegd hebben de vrijwilligers toen alfabetische mappen van verschillende gemeenschappen gemaakt en is een groot deel van de burgerlijke stand nu via internet te doorzoeken, bijvoorbeeld via deze website.
Geboorte-, huwelijks- en overlijdensaktes bevatten de namen van de ouders van de persoon, en vaak een leeftijd, zodat de geboorte, het huwelijk en het overlijden van die ouders verder terug kunnen worden getraceerd. Daarnaast moesten voor een huwelijk een aantal documenten worden overlegd, de zogenaamde huwelijksdocumenten, waaruit een grote hoeveelheid informatie te halen is. Deze bijlagen bestaan in het enkelvoud en worden voor Limburg bewaard in het Regionaal Historisch Centrum Limburg te Maastricht, waar ze op microfiche kunnen worden geraadpleegd.
Naast de documenten van de burgerlijke stand is de belangrijkste bron nog steeds debevolkingsregisters(ca. 1850 tot ca. 1938), te raadplegen in het stadsarchief. Hierin staan voor elk huishouden huishoudens met andere bewoners. Daarom kan in één keer een heel gezin worden gevonden, zelfs als ze zich in de gemeenschap hebben gevestigd en waar ze naartoe zouden kunnen verhuizen. De registraties beslaan meestal een periode van 10 of 20 jaar. ging je voorvolkstellingen, die vanaf 1796 met enige regelmaat in deze streek werden bijgehouden, maar helaas niet allemaal bewaard zijn gebleven, werden eind jaren dertig de inschrijvingsregisters vervangen door enerzijds appartementskaarten en anderzijds gezinskaarten door persoonskaarten. Deze zijn nog niet publiekelijk zichtbaar. Voor overleden personen kan een fotokopie van de identiteitskaart worden aangevraagd bij het CBG in Den Haag.
Voor de periode vóór 1796 zijn de primaire gegevens sterk gebaseerd op kerkregistersdopen, trouwen en overlijden(genaamd DHO of DTB). Uiterlijk bij het onderzoeken van deze archieven is het sterk aan te raden eerst een goed genealogisch handboek te bestuderen of een genealogiecursus te volgen. In tegenstelling tot de burgerlijke stand is in het kerkboek meestal niet te zien wie de ouders van de betrokkene waren bij huwelijk of overlijden.
secundaire middelen
In de primaire bronnen kon je de basisgegevens vinden van namen, plaatsen en data alsook enkele over beroepen en woonplaatsen van de gezochte voorouders. Met een beetje geluk vind je in de secundaire bronnen allerlei aanvullende informatie over je leven, die ook essentieel kan zijn voor de primaire gegevens!
De belangrijkste secundaire bronnen zijn:notariële akten,laten vallenerfpachten, kadasters, gemeentearchieven, rechtbankarchieven, juryarchieven, kerkarchieven, maar ook collecties zoals fotocollecties, postzegelverzamelingen, oude kranten, kaarten en achtergrondliteratuur.
Zaken
Uiteraard kan deze beknopte handleiding niet alle mogelijke gevallen behandelen. Een uitgebreide gids voor genealogisch onderzoek in Limburg is:
"Limburgse Voorouders, Handboek voor Genealogisch Onderzoek in Limburg", door Régis de La Haye. Het boek is te bestellen bijlggi.
Doop-, Trouw- en Begraafregister (DTB)
Kerkelijke doop-, trouw- en begraafregisters (DTB) zijn de belangrijkste gegevensbron voor genealogen in de tijd vóór de invoering van de burgerlijke stand (grof geschetst: voor 1800). Deze kerkelijke archieven hebben hun eigen specifieke problemen. Katholieke archieven zijn vaak in het Latijn geschreven. Het niveau van dit Latijn is niet altijd even hoog, dus er zitten veel fouten in. Records kunnen onzorgvuldig worden bijgehouden en hiaten bevatten. Bij huwelijken worden vaak getuigen genoemd, maar meestal niet de ouders. Doophulpen zijn echter vaak bekend en kunnen daarom aanvullende informatie geven.
Tijdens het Concilie van Trente, gehouden tussen 1545 en 1563, werd inschrijving in de kerk verplicht. Het Concilie was een reactie op de Protestantse Reformatie (de Reformatie) en staat bekend als de Contrareformatie. De Raad wilde de huwelijksmoraal versterken en uitwassen zoals polygamie uitsluiten. Om dit te verifiëren, werden predikanten geroepen om huwelijksregisters bij te houden. De Raad verordende ook dat huwelijken vergezeld moeten gaan van twee of drie getuigen en moeten plaatsvinden in de parochie waar de echtgenoten woonden. In verband met het toezicht op de huwelijksmoraal waren predikanten ook verplicht om doopregisters bij te houden. De gemeente heeft geen verplichting opgelegd om een begraafboek bij te houden. Veel predikanten hebben ze echter gebouwd. Een tweede doel van deze administratie was vooral financieel. Zo kreeg de pastoor bijvoorbeeld een overzicht van de inning van grafrechten. De oudste bewaard gebleven akte in de Nederlandse provincie Limburg is een huwelijksakte uit Nederweert uit 1562.
Ook de verschillende evangelische kerken hielden dergelijke registers bij. In 1574 gaf de Provinciale Synode van Dordrecht opdracht tot het opstellen van doop-, trouw- en begraafregisters. Ledenregistratie werd ook verplicht.
De joodse gemeenschap beschikte niet over dergelijke gegevens, waardoor onderzoek naar joodse afkomst in deze periode erg moeilijk was.
Locaties:van de Limburgse doop-, trouw- en begraafakten van voor de invoering van de burgerlijke stand ligt minimaal 95% in originelen en/of fotokopieën in het RHCL te Maastricht; Latere archieven worden vaak bewaard in een van de grootste archieven in de regio (samen met de andere parochiearchieven) of zijn nog steeds in bewaring bij de pastoor.
Burgerlijke stand
Het kadaster verscheen niet uit het niets. In de 18e eeuw en daarvoor erkenden verschillende overheden het belang van goed bevolkingsbeheer. De burgerlijke stand (afgekort BS) omvat geboorte-, huwelijks-, huwelijks- en overlijdensakten. Vanaf 1842 werden huwelijksakten toegevoegd, in 1913 volgden huwelijksakten. Vooral in de kleinere gemeenten werden de verschillende documenten in een register ingeschreven. Deze archieven werden in 1796 in Limburg en Zeeuws-Vlaanderen ingevoerd en in 1811 elders in Nederland. Dit had te maken met het feit dat bovengenoemde gebieden deel uitmaakten van de Franse Republiek en de rest van Nederland deel uitmaakte van de Republiek Batavia en later het Koninkrijk Holland. De oudste akte van de burgerlijke stand van Nederland is afgegeven op 4 juli 1796 in de gemeente Margraten. Een vernieuwing in de burgerlijke stand was de mogelijkheid tot echtscheiding. De eerste scheiding vond plaats in 1796 tussen Henricus Meers en Agatha Lenaerts in Maastricht. Bij de verschillende registerstukken kunnen bijlagen worden gevoegd. Huwelijksaanvullingen zijn het meest volledig en geven de genealoog de meeste informatie.
Over een periode van tien jaar zijn de zogenaamde tienjarentafels opgesteld. Het zijn mappen ingedeeld op achternaam.
Locaties:Registergegevens worden in tweevoud geproduceerd en kunnen meestal worden verkregen uit zowel de relevante gemeenschapsarchieven als de RHCL; echtelijke achtervoegsels zijn enkelvoud en zijn te vinden in de RHCL.
notariële akten
Het beroep van notaris bestond in deze streek al in de Middeleeuwen. Er zijn echter belangrijke lokale verschillen. In Gelres Overkwartier had een notariële akte geen zin. Zoveel "notariële" akten liggen in het Schöffengericht van Roermond omdat ze zijn opgemaakt door de jury. Testamenten werden soms opgesteld door de plaatselijke pastoor en zijn later terug te vinden in de parochiearchieven.
Tussen 1524 en 1540 vaardigde Karel V edicten en verordeningen uit die geleidelijk een einde maakten aan de groeiende misstanden:
- De gemeenteraad moest een maximum aantal notarissen vaststellen
- de examens kwamen
- Notarissen waren verplicht aktes en notulen van de akten bij te houden.
- Notarissen moesten bepaalde formaliteiten in acht nemen bij het opmaken van de aktes
Na het aftreden van Felipe II viel het soevereine gezag toevallig bij de staten van de provincies. De Brabantse Staatsraad legde verordeningen op aan de Landen van de Generalitat, de Landen van Overmase en Maastricht.
Notarissen waren niet verplicht om notulen op te maken, maar deden dit vrijwillig. Notarissen vonden het soms nodig om te kunnen verwijzen naar de originele akten. Sommigen voegden een jaarindex toe, anderen een doorlopende plaat of repertoire.
Na het overlijden van de notaris moesten de notulen worden overhandigd aan de griffie of de rechtbank.
De situatie bleef hetzelfde tot de Franse tijd. Zoals hierboven vermeld, was de situatie in het Overkwartier tot de Franse tijd anders. Tot dit jaar zijn in het Archief van de Rechtbank Roermond nog "notariële" akten te vinden.
De Fransen legden uit dat de akten (vastgelegd in minuten) toebehoorden aan de notarissen en hun rechtsopvolgers.
Met de Notariswet van 1842 veranderde dit. De akte was niet van de notaris, maar hij kon hem wel blijven gebruiken. Notariële akten worden bewaard door de notaris zelf of door de rechtbank. Na 75 jaar gaan deze archieven over naar de Regionaal Historische Centra (voormalig Rijksarchief).
Soorten lettertypen:
- Documenten in het familie- en erfrecht
- geloften
- huwelijksvergunningen
- huwelijk
- zorg contracten
- Wille
- Inventarissen, erfovereenkomsten en eigendomsverdelingen
- eigendomsbewijzen
- Verkopen en kopen
- Aandelenbeurs
- Doneer
- Huur, lease en huurovereenkomsten
- Het rente percentage
- gevangenschap
- Hypotheken
- Semi-procedurele problemen
- Certificeringen (getuigenverklaringen)
- ondervragingen (ondervragingen)
- toespeling (belediging)
- Protesten
Kenmerken van het lettertype:
- juiste datering
- De juiste persoonsgegevens van partijen.
- noem getuigen
- Vermelding van de plaats waar de akte is verleden
- Ondertekend door partijen, getuigen en de notaris
- De notarissen moesten verklaren dat ze geen twijfels hadden over de identiteit van de partijen
- Getuigen konden alleen geloofwaardige mensen zijn, dus werden ze bijvoorbeeld uitgesloten: krankzinnigen, homofielen, ontheemden, beruchten, doofstommen en aanverwanten tot en met de vijfde graad.
- De taal van de Schriften moest duidelijk zijn voor de partijen.
- De notaris was niet bevoegd om akten ten gunste van hem op te maken
- Zij mogen geen akten afgeven voor bloedverwanten tot en met de vijfde graad.
Locaties:de notariële archieven bevinden zich voornamelijk in het RHCL in Maastricht; Enkele grotere stads- en streekarchieven hebben een eigen notarieel archief.
laten vallen
Een jicht is een door de jury bekrachtigde wettelijke opdracht. De gidsen van de raadsbanken bevatten de aantekeningen van eigendoms- en lastenoverdrachten die hebben plaatsgevonden in het kader van de vrijwillige rechtspraak. Jichtboeken worden ook wel transmissieprotocollen of transportprotocollen genoemd. De akte van levering kan ook worden opgemaakt door notarissen. In de boeken zit meestal ook een afschrift van de voorlopige of onderhandse koopakte. Omdat familierelaties vaak in vermomming worden genoemd, zijn ze een onschatbare genealogische bron die inzicht geeft in familierelaties en over generaties heen. De Franse regering schafte de bank van de Instituutsraad af en er zijn geen gegevens over jicht na 1796.
Jichtregisters kunnen de volgende informatie bevatten:
- Records van het kopen en verkopen van huizen, land, leningen, rente
- enquêtes na overlijden
- verklaring van erfrecht
- uitwisseling van goederen
- verdeeldheid na de dood
- huwelijk
- notariële akten
- emancipatie van kinderen
- Minor Guardian-accounts
- Wille
- Bezoek aan huizen, bruggen, molens
Locaties:de gichtboeks behoren tot het administratieve deel van de bankdossiers van de gemeentebesturen; deze bevinden zich voornamelijk op het RHCL in Maastricht; Enkele grotere gemeentelijke en regionale archiefdiensten beschikken over eigen Regidores-bankbestanden.
volkstellingen
De eerste volkstelling werd in Nederland gehouden in 1795 en de laatste in 1971. Op de meeste plaatsen in Limburg werd de eerste volkstelling gehouden in 1796 of 1799. Persoonlijke gegevens ervan zijn bewaard gebleven en vormen een waardevolle genealogische bron. De meeste latere tellingen hebben alleen statische records. Op 22 april 1879 werd bij wet om de tien jaar een volkstelling ingevoerd.
Een volkstelling of volkstelling is een vaststelling van de bevolking van een bepaald gebied en land door of namens de overheid. Er wordt ook gekeken naar een aantal kenmerken, zoals Bijv.: leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, religie, familierelatie en beroepsactiviteit.
De volkstelling van 1971, die gepaard ging met veel maatschappelijke protesten, wordt door het CBS nog steeds als een succes beschouwd. In 1981 kon de volgende volkstelling echter niet worden uitgevoerd. Het werd uitgesteld, vervolgens geannuleerd en uiteindelijk eind jaren tachtig geannuleerd.
De vraag naar gegevensbescherming leidde uiteindelijk tot de wettelijke afschaffing van het volkstellingsinstrument in 1991. Sindsdien zijn er alleen virtuele tellingen gehouden.
Locaties:de volkstelling van 1796 in het departement Nedermaas is te vinden op RHCL; de volkstelling van 1799 in het kanton Sittard bevindt zich in het archief Sittard-Geleen.
bevolkingsregisters
Bevolkingsregisters werden vanaf 1850 landelijk verplicht, maar sommige gemeenten hadden ze al eerder ingevoerd. Ze duren meestal tot 1938. Een bevolkingsregister vermeldt de huishoudens in elk huis, mogelijk met andere mensen die er wonen. Daarom kan in één keer een heel gezin worden gevonden, zelfs als ze zich in de gemeenschap hebben gevestigd en waar ze naartoe zouden kunnen verhuizen. De registraties beslaan meestal een periode van 10 of 20 jaar. Helaas zijn de gegevens niet altijd juist: namen en geboortedata zijn soms onvolledig of onjuist, en niet alle verplaatsingen zijn gemeld. Veel oudere archieven zijn geordend op adres, waarbij soms een naamindex beschikbaar is en soms niet (vaak alleen per huisbewoner); Latere records worden meestal georganiseerd door de achternaam van het hoofd van het gezin. Eind jaren dertig werden de inschrijvingsregisters enerzijds vervangen door appartementskaarten en anderzijds door gezins- en later persoonskaarten. Deze zijn nog niet publiekelijk zichtbaar.
Locaties:de bevolkingsadministratie bevindt zich in het desbetreffende gemeentearchief.